We verzamelden voor u de meest gestelde vragen over mortel om gevelstenen te vermetselen.
We verzamelden voor u de meest gestelde vragen over mortel om gevelstenen te vermetselen.
Welke types metselmortel bestaan er?
Industriële mortels zijn fabrieksmatige en semi-fabrieksmatige mortels. De eigenschappen en de prestatie-eisen waaraan deze mortels moeten voldoen, zijn beschreven in de norm NBN EN 998-2. Het voordeel van een industriële mortel is dat, in tegenstelling tot mortels op de werf gemaakt, de samenstelling en de kwaliteit stabiel is. Zo is het ook mogelijk te kiezen voor een mortel met een vrijwillig gecertificeerde kwaliteitslabel (bijvoorbeeld BENOR).
Wat is het verschil tussen een fabrieksmatig en semi-fabrieksmatig vervaardigde mortel?
Bij fabrieksmatig vervaardigde mortels zijn alle grondstoffen reeds gemengd in de fabriek voor ze op de werf toekomen. De mortel kan droog of nat op de werf toekomen.
De natte mortel wordt op de werf geleverd in bakken en is klaar voor gebruik. De mortel bevat onder andere bindingsvertragers waardoor ze bijvoorbeeld 24 uur verwerkbaar blijft. Het verhardingsproces van de metselmortel begint bij het eerste contact met de baksteen. Door de toegevoegde hulpstoffen is er wel een verhoogd risico op uitbloeiingen.
Droge mortels worden samengesteld en droog gemengd in de fabriek. Op de bouwplaats moet enkel nog de correcte hoeveelheid water toegevoegd worden. Het droge mortelmengsel wordt in silo's geleverd. Doordat echter zwaardere deeltjes in het droge mengsel sneller naar beneden vallen in de silo, kan gedeeltelijk ontmenging optreden. Semi-febrieksmatig vervaardigde mortels vormen hiervoor de oplossing.
Bij semi-fabrieksmatig vervaardigde mortels worden de verschillende grondstoffen in een fabriek in meer-kamer-silo's opgeslagen. Op de bouwwerf wordt dit gedoseerd en gemengd met water. Zo'n silo bestaat uit 2 compartimenten: één voor het zand en één voor het bindmiddel (al dan niet met hulpstoffen).
Het gebruik van mortel in silo heeft volgende voordelen:
Voor meer details omtrent bepaalde mortels, het toepassingsgebied en eigenschappen en de verwerkingsvoorschriften kunt u steeds terecht bij de desbetreffende fabrikant.
Dankzij het toevoegen van bepaalde stoffen wordt deze metselmortel lichter en dus beter isolerend. Zo'n lichtere mortel kunt u gebruiken om de thermische weerstand van het metselwerk te verbeteren. De invloed van de mortel op de totale thermische weerstand van de spouwmuur is echter nihil. Lichtgewicht metselmortels worden daarom in België niet vaak gebruikt.
Eenmaal droog, is de dichtheid van lichtgewicht metselmortel in verharde toestand minder dan 1.300 kg/m3. Bij cementmortel is dit 1.900 kg/m3 en bij bastaardmortel 1.600 kg/m3.
Een isolerende mortel is altijd een industriële mortel.
Bij een bastaardmortel wordt cement gecombineerd met luchthardende en/of hydraulische kalk. Cement zelf is hydraulisch. Dit betekent dat het verhardt in contact met aanmaakwater tot een product (cementsteen) dat zelf in water onoplosbaar is. Bij bastaardmortels zorgt, naast cement, dus ook kalk voor de binding van de grondstoffen. Een belangrijk voordeel: het is elastischer en beter verwerkbaar dan zuivere cementmortel en krimpt bovendien veel minder. Hulpstoffen zijn overbodig. Let wel dat de relatief langere verhardingstijd soms hinderlijk kan zijn, bijvoorbeeld bij dreigend vriesweer.
Zuivere cementmortel bindt sneller en heeft een hogere druktesterkte dan bastaardmortel. Anderzijds krimpt deze mortel ook sneller.
Hierbij moeten we wel opmerken dat het gebruik van bastaardmortels veel minder is dan vroeger. De dosering van hulpstoffen kan in fabrieken tegenwoordig veel nauwkeuriger dan vroeger. Hierdoor lukt het de meeste mortelfabrikanten om de voordelen van bastaardmortel (verwerkbaarheid) en die van zuivere cementmortel (snelle sterkteontwikkeling) te combineren in geprefabriceerde mortels.
Op basis van welke technische eigenschappen wordt een onderscheid gemaakt tussen metselmortels?
Stenen worden volgens hun initiële wateropname ingedeeld in klasses: van IW1 tot IW4. Voor een goede hechting, uitharding en sterkteontwikkeling van de mortel is het van belang de mortelkeuze op deze IW-klasses af te stemmen:
Zeer weinig zuigend
Weinig zuigend
Normaal zuigend
Sterk zuigend
IW ≤ 0,5
0,5 < IW ≤ 1,5
1,5 < IW ≤ 4,0
4,0 < IW
IW < 0,8
0,3 < IW ≤ 2
1 < IW ≤ 5
3 < IW
Mortels kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld (art 3.2 tem 3.4 van NBN-EN 998-2):
Bij prestatiemortels moet de fabrikant van de mortel de druksterkte en de druksterkteklasse van de metselmortel verklaren. Hij doet dit door de aanduiding van de letter M, gevolgd door de druksterkteklasse, in N/mm², welke de mortel zal overschrijden.
Druksterkte [N/mm²]
1
2,5
5
10
15
20
d
In de vorige, reeds ingetrokken Belgische norm (NBN B 14-001) werd een andere aanduiding gebruikt om de gemiddelde druksterkte na 28 dagen weer te geven.
M1
20
M2
12
M3
8
M4
5
M5
2,5
Metselwerk met dunne voegen?
Het toepassen van een dunne voeg (nominaal 5 mm) ipv de standaard dikte van 12 mm geeft de gevel meer kleurdynamiek en een krachtigere expressie.
Nog niet zo heel lang geleden was lijmwerk de enige methode om metselwerk uit te voeren met dunne voegen. Nu zijn er intussen door zowel aanpassingen in de stenen (Iluzo) als door gemodificeerde metselmortels meerdere mogelijkheden.
Bij onaangepaste stenen zijn gewone metselmortels eenvoudigweg niet geschikt. Enerzijds vanwege de kans op verbranding van de mortelspecie: doordat de stenen té veel water onttrekken aan het dunne laagje metselmortel is er niet voldoende vocht meer voor een correcte hydradatie en vindt er ook geen hechting plaats. Anderzijds zijn er in metselmortels grovere toeslagmaterialen die het invlijen van de stenen tot de dunne voegdiktes belemmeren.
Om dit probleem te vermijden, zijn er nu twee mogelijkheden: de dikte van de mortelspecie op ongeveer 12 mm houden, waardoor verbranden niet kan optreden, en werken met een zichtbare voorlip om de illusie van dunne voegen te bekomen (Iluzo gevelsteen), of werken met mortel en lijmspecies die geschikt zijn voor dergelijke dunne voegbreedtes. De laatsten worden hieronder behandeld.
Merk op dat bij het toepassen van dunne mortel er doorgaans niet meer wordt opgevoegd. Om het mooiste resultaat te bekomen is het daarom van belang de kleur van de mortel af te stemmen op de kleur van de steen.
Metselwerken uitvoeren met lijmmortels vraagt wat aanpassingsvermogen van de metselaars. Er wordt niet meer gewerkt met een truweel maar met een speciaal doseerpistool of spuitzak. Voegdiktes gaan van 3 tot 8 mm. Het is dus lijmen en niet meer metselen.
Voor grote bouwwerken wordt op een rendabele manier gebruik gemaakt van een lijmpomp. Naast een aangepaste stelling, vraagt de lijmpomp ook redelijk wat discipline bij bediening en onderhoud. Op de markt zijn er echter ook reeds kleinere draagbare lijmpompen.
Daarnaast wordt in bepaalde gevallen gerekend op de grotere hechtsterktes van de lijmmortels (tot 3x hoger dan gewone mortels).
Dunmortels bieden een antwoord op beide eisen: traditioneel metselen met (kleiner) truweel en dunne voegen (3 tot 8 mm). Door een aangepaste receptuur blijft de mortel voldoende water bevatten voor een goede hechting en verharding, en kunnen de stenen perfect worden ingevlijd.
Dunmortels geven de gevel dezelfde esthetiek als lijmmortels en leveren dezelfde prestaties als metselmortels. Ze bestaan enkel als prefab droge mengeling, beschikbaar in diverse kleuren, en dit zowel vanuit zakken als silo's.
Dunmortels en lijmmortels bestaan voor alle types bakstenen, van sterk zuigende tot niet-zuigende bakstenen. Bijgevolg zijn alle Terca gevelstenen geschikt voor deze toepassing.